Richtlijn Polyfarmacie bij ouderen: nieuwe module Minderen en stoppen van medicatie

Richtlijnen beschrijven vaak wel het starten van chronische medicatie maar meestal niet het proces van staken bij ouder wordende patiënten. De nieuwe module minderen van stoppen van medicatie van de richtlijn Polyfarmacie bij ouderen biedt handvatten aan voorschrijvers, apothekers en patiënten om het minderen en stoppen van geneesmiddelen bij oudere patiënten (≥70 jaar) in de dagelijkse praktijk vorm te geven. Voor 10 geneesmiddelengroepen zijn kennisdocument ontwikkeld. Ook zijn de internationale STOPP-START criteria herzien.

Het doel van minderen en stoppen van medicatie is het optimaliseren van de medicamenteuze behandeling en daarmee het verbeteren van de kwaliteit van leven en het gezondheidswelzijn van de patiënt.

Kennisdocumenten stoppen en minderen

Om het daadwerkelijk stoppen en minderen van medicatie bij ouderen te kunnen uitvoeren, zijn 10 kennisdocumenten ontwikkeld over veel voorkomende geneesmiddelgroepen bij ouderen. In deze documenten staan overwegingen om wel of juist niet te stoppen, welk bewijs hierover bekend is, en een stop- of afbouwstrategie. Voor het farmacotherapeutisch overleg is er een module Minderen en stoppen van medicatie beschikbaar via het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik.
Beschikbare kennisdocumenten:

STOP-START-criteria

De STOP-START criteria zijn bewezen effectieve screeningslijsten om potentieel ongeschikte geneesmiddelen bij ouderen op te sporen. Ze kunnen worden gebruikt bij medicatiebeoordeling om schade door geneesmiddelen bij ouderen te voorkomen. Het NHG, de NVKG, het Expertisecentrum pharmacotherapie bij ouderen (Ephor) en de KNMP hebben de set met criteria uit 2015 herzien en aangepast aan de huidige Nederlandse richtlijnen. De keuze om daadwerkelijk te stoppen of starten blijft altijd maatwerk waarbij de patiënt centraal staat. Overleg tussen de huisarts, apotheker, specialist ouderengeneeskunde en andere betrokken zorgverleners is daarbij van belang.

Samenwerking

De modules zijn ontwikkeld door een multidisciplinaire werkgroep met vertegenwoordigers uit de eerste en tweede lijn. Vanuit onze beroepsgroep waren de klinisch geriaters, de internisten, ziekenhuisapothekers, cardiologen en psychiaters betrokken. Het traject is begeleid door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.