Herziening richtlijn Schildklierfunctiestoornissen

Zeven modules van de richtlijn Schildklierfunctiestoornissen zijn gewijzigd en twee modules zijn toegevoegd in de Richtlijnendatabase. Deze aanpassingen zijn gedaan omdat deze onderwerpen nog steeds veelvuldig als knelpunt worden ervaren, waarbij er nieuwe wetenschappelijke literatuur is verschenen in de afgelopen jaren die in de richtlijn is verwerkt. 

Deze modules zijn gewijzigd:   

  • Biochemische bepalingen schildklierfunctiestoornissen 
  • Behandeling klinische hypothyreoïdie 
  • Behandeling subklinische hypothyreoïdie 
  • TSH range tijdens de zwangerschap 
  • Geïsoleerde hypothyroxinemie zwangerschap 
  • TPO-schildklierantistoffen zwangerschap 
  • Matig-ernstige Graves’ orbitopathie 

Wijzigingen

  • Voor gebruik van biochemische bepalingen in het kader van diagnostiek van schildklierfunctiestoornissen zijn de aanbevelingen gewijzigd. Er is aangegeven wanneer welke bepaling kan worden overwogen.  
  • Met betrekking tot de behandeling van klinische hypothyreoïdie wordt T4 als standaardbehandeling voor patiënten met een hypothyreoïdie aanbevolen. Een T4/T3 combinatiebehandeling is te overwegen bij patiënten met ernstige persisterende klachten. 
  • Voor de behandeling van subklinische hypothyreoïdie wordt per TSH afkapwaarde een indicatie tot behandeling gegeven. Met betrekking tot de TSH range tijdens de zwangerschap dienen de gebruikelijke referentiewaarden te worden gebruikt minus 0.5 mIU/L.  
  • De aanbeveling omtrent geïsoleerde hypothyroxinemie tijdens de zwangerschap is ongewijzigd. 
  • Voor de behandeling van matig-ernstige Graves’ orbitopathie is de aanbeveling gewijzigd.  
  • Met betrekking tot TPO-schildklierantistoffen tijdens de zwangerschap zijn er geen aanwijzingen gevonden, waardoor er geen plaats is voor behandeling met levothyroxine bij euthyreote vrouwen met TPO-schildklierantistoffen met zwangerschapswens of zwangerschap.  
  • Actieve matig-ernstige Graves’ orbitopathie dient te worden behandeld met methylprednisolon iv.  

Nieuwe modules

Daarnaast zijn ook twee nieuwe modules aan de richtlijn toegevoegd: Schildklierfunctiestoornissen bij immunotherapie en Schildklier en arbeidsparticipatie.

  • De module schildklierfunctiestoornissen bij immunotherapie richt zich op de vraag hoe vaak en wanneer schildklierfunctiestoornissen voorkomen bij behandeling met immunotherapie. In de afgelopen jaren is er een sterke toename van het gebruik van monoklonale antilichamen en tyrosine kinase remmers in de behandeling van velerlei ziekten. Het is van belang om patiënten voor, tijdens en na behandeling met monoklonale antilichamen, tyrosine kinase remmers en interferonen te screenen op het ontstaan van schildklierfunctiestoornissen.  
  • De module schildklier en arbeidsparticipatie antistoffen richt zich op knelpunten ten aanzien van werk die worden ervaren door patiënten met schildklierfunctiestoornissen. Werk is een fundamenteel aspect voor de meeste schildklierpatiënten in het kader van kwaliteit van leven. Deze module geeft handvatten hoe om te gaan met restklachten, graves orbitpathie en lichaamsgewicht.  

Bekijk de aangepaste richtlijn